T9 tegenwoordige ligt opgeslotenals liet tegen woordige in liet onafscheidelijks! verhand tot het voorledenestaat. Het is zoo, er zijn er ge weest die gewild hebben, dat de ziel bij den dood in eenen zekeren slaap verviel, en alle bewust zijn van denkengevoelen en handelen verloor; maar dit gevoelen is lijnregt strijdig tegen de kennis die wij van onze ziel hebben, als van een altijd werkzaam wezen, en is te eenemale van allen grond ontbloot (g). Trouwenswanneer onze ziel ophoudt te wer ken, dan houdt zij ook op te bestaan; werke loosheid voert hare vernietiging medeen de slaap der ziel is dus eene ongerijmdheid. Hoe veel helderder, waren dan niet te dezen aanzien de begrippen der oudenen hoe duidelijken ver- (f) Namelijk de Psychopannuchiten. z, over bun gevoelen H. Muntinghe, Compend. TheolThe or. [Ed. mees) pag„ 675. VenemaHist. Eccl. t. 4,pag. 620sqq: Reinhard, Vor- lesungenuber die Dogmatik (AmbergundSnlzbach 1801) s. 659. (g) Het bewijs tocbdat men voor deze stelling zoude wil len ontleenen uit den diepen slaapuit eene langdnrige onmagt enz. doet niets ter zakewant de waarheid van alle deze toestanden der ziel schijnt eenvoudig deze te zijn, dat wij ons niet herinne ren hoe en op welk eene wijze onze geest gedurende dezelve werkzaam geweest is. Zoo droomeu wij ook altijdmaar wij verge ten dikwerf onze droomenen bewaren het aandenken niet der beeldendie ons gedarende den slaap voor den geest hebben gezweefd»

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 243