21
mier dan eene plaats deze heerlijke, maar ook
ontzettende waarheid, terwijl het genoegzaam
zal zijn, ons hier te binnen te brengen, wat
wij boven aangaande dc zekerheid des toekom-
stigen oordeels, in verband met de onsterfelijk
heid der zieluit de leer van Jezus en zijne
Apostelen hebben aangevoerd.
En wat volgt nu uit dit aanwezen cener
eenmalige billijke vergelding of straf? immers
noodzakelijk het bewust zijn aan het gene men
gedurende den tijd zijner aardsche inwoning ge
dacht, gesproken en gedaan heefteene straf,
wordt toch dan eerst billijkeene vergelding
erlangt dan eerst waarde, wannneer wij weten en
beoordcclen kunnenwaarom wij gestraft wor
den en weswegens ons eene belooning wordt
uitgereikt: met andere woorden, het denkbeeld
van belooning en straf sluit ook het denkbeeld
in
diende, toont Wijttehbach aan, ad Phad. pag 5i8, over de
gevoelens der £gijptenaren kan men bet een en ander vinden bij
d e Pauw, Recherches philosophiques sur les Egyptiens et
Chiizoistom. 2 pag. 226: duidelijker evenwel zich hieiomtreud
te verklaren, dan eene zekere Pyihagorische Wijsgeere Th an o
deed, kan men moeijelijk verlangen; waailijk, zeide zij, het leven
zoude eene vrolijke partij (evu%tx) voor de slecbteu zijn, die
sterven na zich aan allerlei kwaad te hebben oveigegeven indien
de ziel niet onsterfelijk ware. Zie Wijttenb, Diss, Teyllaud,
4 pa-, 25.