22
in van herinnering in het volgende leven aan
onze tegenwoordige handelingenhet eenige
dat wij tot dus verre betogen wilden
Gemakkelijk schijnt thans de beslissing te
vallen, van het derde vraagpunt hetwelk hier
op neder komt:
3.
OJ derhalve de TVetenschappendie wij
thans beoefenenals dan niet geheel en al
voor ons verloren zullen zijnl
Behoedzaamheid in bepalingen, is evenwel hier
het eerste en het noodzakelijkste vcreischte.
Hoe ligt is men toch doorgaans geneigdzich
het hemelsche al te zinnelijk voortestellcnen
hoe gaarne helt men over om aardsch te den
ken en te redeneren over eencn stand, welke
zoo veel van het aardsche verschillen zalonbe
paald ten minste te willen beweren, dat alle
huidige wetenschappen zullen overblijven, dat
gecne enkelde zal verloren gaan, ware te veel
gewaagden zal niemand ligtelijk toestemmen.
Hoe toch! indien eens vele kunsten en weten-
tenschappen slechts tot de tegenwoordige
huishouding behoordenen alleen tot dit leven
betrekking hadden? en, is dit niet van sommi
ge