24 «wetenschappen, welke de mensch op aarde «beoefent, zullen geheel nutteloos voor hem, «in de toekomst zijn" want waarschijnlijkheid, welke aan zekerheid grenst, hebben wij hier aan onze zijde. Ecnen staat van voorbereiding voor de Eeu wigheid noemt men dit levensgewricht, en niet zonder redentrouwensonze bestemming brengt het mede, ons te vormen voor de volgende wereld, zoo ten aanzien onzer zedelijke, als onzer verstandelijke vermogens; (X) maar,.indien nu iemand wilde zeggendat die ontelbare denkbeelden van verstandelijke beschavingwelke wij opzamelen (en uit loutere denkbeelden is elke bespiegelende wetenschap zaamgesteld) bij den dood ganschelijk zullen vernietigd worden dat wij er noch voor ons zelvcn, noch voor anderen, in de Eeuwigheid de minste vruchten yan plukken zullen; dat wij allen, bij ons ster ven, in eenen toestand van kinderlijke onnozel heid, door de vaderlijke wijsheid Gods zullen gedompeld worden; dat eeuwige vergetelheid, een gordijn zal schuiven, voor alle aardsche veredeling des geesteswat wordt er dan van dan Behalve zijne verkregene kennis neemt dc mensch uit (leze Weield jiieis mede, zeidc Plaxo, Vim, Tcyl% cit, p. 46fj»

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 248