26 zakelijk vereischt wordt, indien wij liet denk beeld van een regtvaardig oordeel willen vast houden maar indien dit zoo isgelijk liet geredelij k; zal worden toegestemdindien wij onze aardsche zedelijke verrigtingen niet zullen vergeten; kun nen wij dan niet met het zelfde regt beweren dat wij ook het aandenken zullen blijven bewa ren, aan zoodanige kundigheden, en weten schappen, als aan gene zijde des grafs nog nuttig zijnen geschikt zullen bevonden worden, om aldaar in de hoogste school van verstands ontwikkeling verder veredeld en beschaafd te worden? Indien onze toestand in de Eeuwig heid geëvenredigd zal zijn, aan onze zedelijke gesteldheid op aarde, waarom dan ook niet aan onze verstandelijke de hoogste waar schijnlijkheid pleit voor deze meening, en het onaannemelijke van het tegenovergestelde gevoe len, doet ons onwillekeurig tot het besluit komen, dat niet alle wetenschappen door den dood zullen worden vernietigdmaar dat som mige kundigheden ten spijt des grafs, den on- vervreemdbaren eigendom der ziele zullen blijven. 4. Maar gestelder lag niets tegenstrijdigs in de voorgedragene stellinggesteld liet ware niet

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 250