27
niet van allen grond ontbloot, te denken, dat,
als wij op aarde onzen geest met nuttige kun
digheden verrijken, zulks niet vruchteloos ge
schiedt, nadien wij niet slechts voor den tijd,
maar ook voor de Eeuwigheid werkzaam zijn;
zoo blijft evenwel nog altijd de vraag over: of
die wetenschappen, welke wij zouden mogen
vooronderstellen, dat ons begeleiden in het an
dere leven, eenigzins zouden knnncn dienen tot
vermeerdering van onzen gelukstaaten of zij
ook dan zouden kunnen gerekend worden, ons
eenig voordeel of genoegen te zullen aanbrengen?
Dat wij ons bij de beantwoording dezer vraag,
kortelijk bepalen:
De hoofdzaakwaarop wij onzer crachtcns
hier bijzonder letten moetenis deze: waarin
het geluk der zaligen bestaan zalen hoedanig
wij ons hetzelve moeten voorstellen?
Veiliger wegwijzer op deze bane kunnen wij
bij geene mogelijkheid kiezen, dan den Bijbel,
en wanneer wij deszelfs onbedriegclijke uitspra
ken raadplegen, dan zien wij: dat het geluk
der toekomst bestaan zal niet alleenin de ont
heffing van alle rampen en zorgen des tegen-
woordigen levensin de vernietiging van zon
den,