=8 den en heerschende gebreken; in de verheer lijking van God en in het genot van den meer bijzonderen omgang met Christus en zalige Geestenmaar ook in den steeds toenemcndcn Wasdom van zedelijke en verstandelijke volma king: men behoel't ten aanzien van dit laatste punt slechts de uitdrukkelijke verklaring van Paulus, bovenaangehaald, te raadplegen, om te besluitenhoe deze Apostel gecne bedenking droeg om vasttestellendat vordering in ken nis een gedeelte van het geluk der zaligen zou de uitmaken, en de aart der zaak, dunkt ons, leidt ons ook op deze redenering, wes halve het niet bevreemdend is, dergelijke mec- ningen ook bij de Heidensche Wijsgeeren aan- tetreffen mTrouwens, wanneer wij ontheven van alle zonden, (die, helaas! haren verdervenden invloed zoo zigtbaar in de ver duistering van ons verstand openbaren,) ons zullen bevinden onder den onmiddelijken invloed der opperste Wijsheid, en in Gods nabijheid vcrkeeren, zouden dan geene stralen van Hem °P- lAlleen door zijne rede geleid dacht Flato er zoo over, in Phcedone Edit. Fecini p. 586, et in Apolog. Socrp. 5Gg, cit. ab Anonymo in DissTeijl. laud. p. 4Gg. (jto) Flato in Phcedone Ed» Ficim, p. 586,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 252