TWEEDE DEEL.
W aartoe zoude de Schrijver liet ontveinzen,
dat hij dit gedeelte zijner opgenomene taak
voor het moeijeiijkste rekent, en eene zekere
vrees gevoelt, van in de behandeling derzelve
niet zoodanig aan zijne eigene begeerte te zul
len voldoen, als hij zelf gaarne wilde? waarom
zoude hij voor zich zeiven, de mocijelijkheden
welke hij hier overal ontmoet, de duisternis,
waarin hij allerwege rondtast, verbergen wil
len? waarlijk! zoo wij ergens redenen hebben
om te belijden, dat wij slechts ten deelc ken
nen, dan is het opzigtelijk die dingen, welke
tot de wereld der geesten betrekking hebben!
vaak weten wij niet wat morgenwat in het
volgende uur zal gebeurenen zouden wij dan
doorgronden willen, het gene in het gebied der
Eeuwigheid zal voorvallen
Doorgronden? Neen! onmogelijk kan dit
de vordering van het achtbaar Genootschap
wezen, en gaarne zal het zich te vreden hou
den wanneer deszelfs uitgeschrevene vraag aan-
lei-