38 cc (op grond van zoo vele overdragtelijke gezcg- cc den) naauwkeurig de plaats van het opont- t cchoud der zaligen te bepalen, of de onder- er scheidene en verschillende soorten hunner «genietingen, bezigheden en betrekkingen te beschrijvenmen tot droomen vervaltdie «hoegenaamd geenen grond hebben." Maar! zouden wij dan volstrekt niets van de toekomst kunnen zeggen? zouden wij niet ceni- germate over dezelve kunnen redeneren, zonder bevreesd te zijn, van geheel en al de grenzen van het waarschijnlijk mogelijke te overschrijden? zoude er zulk eene desharmonie tusschen ons huidig en eenmalig bestaan plaats grijpen, dat geene de minste berekening van het eene op het andere te maken ware? zouden wij, met een woord, zoo diep onkundig zijn van dien volgen den opvoedingsstand des mcnschen, dat elke gissing van zelfs ongerijmd, elk vermoeden buitensporig, elke gedachte omtrend weten schappen, die men hier tot verhooging van ons geluk ginds zoude kunnen beoefenen, raaskallerij verdiende genoemd te worden? dit voorzeker schijnt ons toe helling tot een ander uiterste te zijnen draagt onze goedkeuring evenmin weg want zoude de Eeuwigheid dan zoo geheel en

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 262