C 40 goeden en wijzen Schepper zal wordcu aange wezen (r); ofschoon onze ziel ontheven van het logge ligchaamen met edeler hulsel den heer lijken ligchame van Christus gelijkvormig be kleed, ook tevens het vermogen zal bezitten, om zich naar de verstafgelegene gedeelten der schepping te begevenen aldaar den grootcn Maker, in de werken zijner onbegrijpelijke al- magt, wijsheid en heerlijkheid gadeteslaan en te bewonderen (s). Maar hoe nu! zal de mensch in zijn toekomstig verblijf geheel en al op zich zelf staan, en niet met anderen in verbintenis treden zal hij aldaar nimmer aan schepselen zijner soort zich kunnen aansluiten, maar, aan zich zeiven overgelaten, eene hem onbekende bane eenzaam moeten bewandelen? Voorzeker niettot gezelligheid plantte hern zijn Formeer der de onweerstaanbare neiging in; tot gezel ligheid schiep Hij hem, opdat hij hier in mid delen tot zijn geluk en zijne volmaking vinden zou- rZie dit breedvoerig aangetoond door G» de Haas, Ver handeling over de herstelde IVereldp. a53, vervv. (5) Zie Ribbeck, Leerredenen over het wederzien in de Eeuwigheidp. 31. Ik herinner mij iu Lavaters aussichten dit zelfde gevoelen gelezen te hebbenhoezeer ik mij de plaata yrkkrthans niet te binnen kan brengen,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 264