Van zijnen redelijken geest ontwikkeldopge scherpt en uitgebreid heeft. Maar hoezal men de waarde der bestendig heid met eenigen grond kunnen toekennen aan eene wetenschapzoo vruchtbaar in verschil lende, en elkander beurteling verdringende stelzels? zal men, zonder zich belagchclijk te maken, willen beweeren, dat eene wetenschap in de eeuwigheid eenig voordeel zal aanbren gen welke men bekennen moet dat bij velen voor een groot gedeelte in bespiegelingen en veronderstellingen bestaat zal men in goeden ernst durven staande houden, dat eene weten schap aanwezig zal blijven over welker grond beginselen men getwist heeft van Plato en Arxstoteles af, tot op Locke, en van dezen weder tot op Kant; zonder dat het moeijelijke pleit nog voor allen even voldingend is uitgewezen? (bb) zal in het rijk van licht en orde eene wetenschap zelfs geduld kunnen worden, welke op aarde slechts uitgedacht schijnt te zijnom twijfeling en verwarring daar te stellen? Het (66) Zie Resultate der Philosophische fcrschungen über die fiatur dar menschlichen Erlenntnisz. von Plato bis Kakt, Eine gekrönte Prciszschrift von D, Th. SuabedissenMar- fcarg 18o3,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 276