65 ten wij niet tot juiste begrippen en zuivere voor stellingen, maar slechts van lieverlede: als wij kinderen zijn, spreken, doen en bedenken wij als kinderen 5 maar zoodra wij tot rijper jaren gekomen en oud geworden zijn, dan doen wij van zeil' te niet, het geen den kinderen eigen is, omdat onze begrippen waardiger, edeler en wijzer zijn; ja, hetzelfde dat wij in de bewe ging der ligchamen opmerkendie zich niet van de eene plaats naar de andere kunnen bewegen, zonder alle de punten der lijn te rakendie de uitersten van elkander scheidt, slaan wij ook gade in de verstandelijke vorming van den mensch alles geschiedt trapswijze, en van oogenblik tot oogenblik. Alzoo zal het builen kijf ook in het andere leven zijn; en, zoo wij ergens analogie tusschen het tegenwoordige en het volgende mogen ver moeden dan is het te dezen aanzien. Vlugger moge onze bevatting, helderder ons doorzigt, opgeklaarder onze denkbeelden wezen; doch dit neemt niet weg, dat dit doorzigt eerst lang zamerhand die helderheid; onze denkbeelden die klaarheidonze bevatting die vlugheid ver krijgen zal, en wij niet eensklaps lot dezelve ge raken zullen: doch welke wetenschap is meer 5- ge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 289