74 Edele kunstNeen«de Instellen van on- zen heiligsten Godsdienst heeft nimmer dezelve afgekeurdmaar integendeel de hemelsche vreugde ook onder zulke beelden voorgedra- genwaarin de muziek geene geringe plaats bekleedt(ee), en wie weet, hoe zeer eens het plegtstatig gezang zijn hart gestemd hebbe, tot het betoonen der moeijelijkste gehoorzaam heid aan zijnen vader, ia den jongsten avond zijns levens (ff) Maar meer dan dit verschaft zij ons: zij is gelijk een Joodsch wijsgeer zich uitdrukt gg de bron van alle zinnelijke genoegensen ver te eenigt in zich als in een middelpunt alle «mogelijke genietingen": met onuitsprekelijke gewaarwordingen doorstroomt zij onze zieltast de fijnste vezelen des gevoels aanontrooft ons als het ware aan de aarde en het aardschc, verheft ons tot voor den troon des Hoogstvol- maaktenen doet ons opgetogen en verrukt van zinnen iets gevoelen van het geen wij goddc- lijk Zie H, va V Al rh en, Mengelingen in proza en poëzij pag. i83. {ff) Zie Mattb. XXVI3o. {gg) Zie M o z e s Mendelsohn's Thilisophisch e Schrijten T, 1 p. *n de Verhandeling iiber die Ewpfiuduugcii.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 298