C 77
ontwikkeling zijner gedachten aangaande een
onderwerp, dat te allen tijde voor hem hekoor-
lijk was en waaromtrent het dwalen zelfs aan
genaam misschien verschoonlijk ishij
zoude derhalve zijne pen nederleggenen ein
digen kunnendannog iets ten slotte.
Indien de schrijver weliigt hier of daar eene
stelling heeft geopperdeene mecning heeft
voorgedragen, welke minder op hooge waar
schijnlijkheid dan op zijne eigene wijze van
zien en gevoelen rust, zoo geschiedde zulks
gewisselijk buiten zijn weten en tegen zijne be
geerte daar hij zich verleer door eene herhaal
de lezing en overdenking van het geschrevene
heeft pogen te overtuigenvan zich tot geene
gevoelens te hebben laten verleidendiehoe
uitlokkend ook, hem min bewijsbaar zijn voor
gekomen.
Dikwerf dacht hij bij zich zclvcn, waarom
weten wij dan toch zoo weinig van de gesteld
heid des toekomenden levens waarom is de
menschop de grenzen van twee werelden ge
plaatst, zoo onkundig van die der geesten, wel
ke hem nogtans eens tot zijn altoosdurend ver
blijf zal worden aangewezen? maar! wanneer