INLEIDING
Zoo dra deze vraag: over het gezag der Mo-*
zdische wetten in eene. Maatsthcippij van Chris
tenen, ter mijner kennis kwam, trof mij niet
weinig liet gewigt der zelve, en in stilte deed
ik luilde aan de edele bedoeling van liet
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, in
derzelver opgave doorstralende. Mij heving de
lust, om mijne krachten te beproeven aan eene
stofie der overweging van eiken Christen hoogst
waardig, ja van dat aanbelang, dat derzelver
grondige bcoordeeling den uitgebreidsten in
vloed moet uitoefenen op de rust en den wel
stand van eene Christelijke Maatschappij niet
slechtsmaar oolc van liet gehccle menschdom.
Mogt ik over dit onderwerp eenig licht ver
spreiden zoo zoude ik mij zeiven deswegens
geluk wenschen en den Vader der Lichten
daarvoor mijnen dank betuigen,
i. [Heeft
L.