(33) lig regt leggen aan eenen burger, wél som tijds de verpligting op, om als getuige tegen iemandin het geregtop te ti-edendoch bui ten het geval, waarin dit volstrekte noodzake lijkheid en pligt zijals verspieder van de ge heime bedrijvenwoorden en gedachten van zijnen mede burger rond te sluipen en voor aanbrenger van hunne alzoo uitgestrooide we zenlijke of schijnmisdaden te dienenis een ka rakter zoo hatelijkdat het in alle maatschap pijen even groote verfoeijing verdient als in de oude Israëlitische. De wetdie den dood bedreigt aan hem die met voorbedachten rade en kwade list eenen niensch doodslaat, en zulk eenen moordenaar geene vrijplaats ter onkoming van de straf, zelfs niet bij het altaar verguntmaar hemdie zonder opzet, bij ongeluk iemand doodt, de bloedwraak doet ontgaan, (p) kan wederom genoegzaam als natuurwet woi'den aangemerkt, ofschoon de bepaling van eene vrijstad, wer- waarts de laatste vlugten moestwas ingerigt naar de zeden der oude Israè'litenbij wie een hloedvei-want des gedooden het regt had, om het vei-goten bloed van zijnen naastbestaanden te wreeken. Hoe billijk voor alle landen en volken ij 3. daar, (p) Deut. XIX, 415,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 343