34 daarentegen de wet Levitic. XXI vs. 18 en at gegeven, dat, wie eenig vee doodt, het be talen zalstuk om stuk. Een dief, die hij nacht inbreekt, straffeloos te ipogen doudenmaar, zoodra de zon opge gaan is, dit, niet zonder bloedschuld, te kun nen- doenis eenc in het oog loopende maatre gel van voorzigtigherd (<y) die in gcene maat schappij ooit te onpas kan gerekend worden eene uitspraak van het gezond verstand, het regt en de billijkheidwelke voor alle tijden geldt. Hoe bezwaarlijk zoude men toch des nachts, zijn goed en leven ooit kunnen bevei ligen, indien men zich zeiven geen regt mogt verschaffen met den dief, bij het inbreken in de duisternis te dooden. Alle hulp van Lui ten is doorgaans afgesneden, alle regterlijke vervolging hoogst moeijelijkzoo niet ónmoge lijk, en de hoop, om zijn oogmerk ongestoord te volvoeren en onbekend en ongestraft te blij ven, kan zoo ligt den dief tot moord aanzet ten zoo hij niet zelf voorgekomen en gedood wordt. Waar pleiten ooit deze en soortgelijke redenen niet voor liet regt, om den inbreeker, bij. nachtte .mogen dooden Breekt hij bij het daglicht in, zoo vervallen, meestijds, overal, de redenenwaarom hem dood te slaan, des .1» nachts Kiod. XXII, 2, 3.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 344