37 nen, voor elke maatschappij even dienstig als voor de Israëlitische, moge gerekend worden? Ondertusschen was het voor de laatste misschien hij zonder noodzakelijk, dewijl zulk eene verklee ding bij de afgodische plegtigheden dor omlig gende volken somtijds plaats had. Hier komt ook in aanmerking de wet, welke beveelt, den daghuurder, ten bestemden tijde, zijn loon te geven en dien, geenen nacht over, in te houden. Levilic. XIX vs. t.3vergeleken Deuteron. XXIVvs. 4 en i5. Zoo ook eene andere, welke verbiedt, ecnig ding, dat tot le vens onderhoud noodig isin pand te nemen. Vergeleken Deuteron. XXIVvs. 6en to/3. De vrijstelling van den krijgsdienst en ande re diensten, voor een jaar vast te stellen voor liendie nieuwelijks in den huwelijken staat zijn getredenten einde zij zich met hunne jon ge vrouwen verheugen, is eene zoo mensclilie- vende inrigting, dat zij verdient nagevolgd te worden, in alle staten, alwaar de burgers tot den krijgsdienst verpligt worden. Belangrijk is de aanmerking op deze in rigting, Deuteron. XXIV, vs. 5, volgens de vertaling van MiCHAeLlS gemaakt door Per- Poncher. Hier wordt te regt vergeleken hoofdstuk XX, vs. 57in welke wet dezelfde geest doorstraalt. Ver-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 347