57
Ook had deze instelling hoogst waarschijnlijk
ten oogmerkom het volk aan Jehova ge4
wijd, van eene al te naauwe gemeenschap met
afgodische volkendie de onreine dieren bij
hunne afgodsmaaltijden gebruikten, af te hou
den. Deze wet mag dusuit dien hoofdeook
als eene geheel bijzondere volkswetwaardoor
tevens ook voor 's volks gezondheid werd
zorg gedragen, hier in aanmerking komen.
Al het geen ter wering der besmetting van
de melaatsheid, eene landziekte in Palestina»
bevolen wordt, Leviticus XII, heeft een zoo
geheel Israëlitisch aanzien, dat, bij den eer
sten oog opslag, aanstonds blijkt, dat de wet,
hier gegeven, geheel bij dit volk te huis be
hoort ofschoon dan ook in andere landen
alwaar de melaatsheid insgelijks gevonden
wordtvan deie wet nog wel een nuttig ge
bruik zoude kunnen worden gemaakt, en uit
dezelve hét een en ander overgenomen wor
den Het zelfde kan gezegd worden van
de wet betreffende de zoogenaamde melaats
heid der kleederen en gebouwen Levic. XIII
vs. 5(j en! Levitit. XIl', vs. 335y op-
geteekend. Tot deze soort kunnen ook ge-
bragt
2°° kaii de verwijdering der melaatschenNam. V, 1-—3,
voorgeschre ven ten voorbeelde dienenin soortgelijke besmetting
bij andere volken,