59
r
terug 'bekomen kon volgens Levitic. XXV
vs. 834, vergeleken vs. 4y55, was eenig in
hare soort: zij was gegrond op Jehovas
opperheerschappij welke geene onderdrukking
duldde en zich kenmerkte door de bemin
nelijkste 'zachtheid en billijkheid jegens dat
volk, hetwelk hij geheel en al als zijn bij
zonder eigendom wilde hebben aangemerkt.
Dit is meermalen in het helderste daglicht ge
steld. Het komt mij dus voldoende voor, dit
hier slechts aan te stippen. Mijn oogmerk
toch is alleen aan te wijzen, hoe ook deze wet,
eeniglijk voor liet Israëlitische volkin Pa
lestina levende, gegeven werd. Bij dezelve
wordt JEHoyA als landsheer beschouwd en ko
men de Israeliten voor als deszelfs dienaren.»
over welke niemand zich een oppermaglig ge
zag aanmatigen mogt, en die hunne bezittin
gen, volgens den maatstaf eener gelijke ver-
decling, uit de hand van dien Ilemelschen lieer
als eigenaar, ontvangen zouden.
Even zeer bij uitsluiting op dit volk toe
passelijk was de wet, die niet alleen be
val eenen verarmden landgenoot zoo te on
dersteunen, dat hij kon blijven leven, maar
ook alle renthcffing voor aan hem geschoten geld
verbood. Ter staving dier wet strekte deze
drang-