74)
bezit dier heilige oorden, schijnt niet weinig
toegenomen te zijn met den aanwas der Joden,
die in Samarie hun verblijf kozen. Ondertus-
schen dwaalden zij zoowel ten opzigte van
de plaatsdie als een middenpunt ter ver-
eeniging der aanklevers van den waren Gods
dienst, door Israels God voor eenige eeuwen
was vastgesteld, als ten opzigte van hunnen
oorsprong. Niet in de omstreken van Sichem
op den berg Gerizim, maar te Jeruzalem op
den berg Sion was de plaats der aanbidding.
Niet uit de Samaritanen, maar uit de Joden
moest het heil, dat God door Abraham en
zijn nageslacht der wereld beschoren had, voor
komen. Dit Joodsche geloof steunde op eenen
redelijken grond. Dat der Samaritanen niet.
Het is dit, dat de Zaligmaker aan de Siclia-
ritische vrouw onder het oog bragtter op
lossing van het Godsdienstig geschilliet welk
zij al dus voorsteldeOnze Vaders hebben
op dezen berg aangebeden en gij lieden zegt
dat te Jeruzalem de plaats isalwaar men aan
bidden moet. Het was waar, dat Abraham
en Jacob omstreeks Sichem altaren ter ecre
van hunnen God hadden gebouwd. En daar
men, in over oude tijden gewoon was zulke
altaren op hemel hooge bergen te stichtenschijnt
hier uit bij de Samaritanen de volksmaar ont
staan