77 middel van haar, bij hare stadgenooten wildé bekend maken. Doch is dit zoo, dan moét men zijne verklaring in dat licht beschouWeri en zoo opvattendat Hij dien nieuwen Heilvol— len staat van Godsdienst en zeden onder het menschdom, welke het gevolg zoude zijn van zijne zending hedoelt. Met regt past men dan ook dit zijn gezegde toe op het Christendom, van het welk Hij de Stichter was. Bij hetzelve zoude alle verschil over de plaats der aanbidding af Godsvereering wegvallen. Het menschdom was rijp voor de invoering van eene louter geestelijke vereering van God als dén Hemel- schen Vader, die vruchtbaar zoude zijn in ware deugdsbetrachting. Zulk eene hulde alleen kon dien Hemel-Vader, die enkel geest is, welge<- vallig zijn. Tot zulk eene hulde zocht Hij zijne redelijke schepselen op te leiden. Zulk eene liulde aan het Opperwezen zoude, door 's Heilands invloed, van nu voortaan Onder alle geslachten der aarde worden verspreid.— Maar daar mede was de bepaling van eeneh hoofdzetel van den Godsdienstnaar het bij Samaritanen zoowel als Joden toen nog heer- schend gebruikmet al dien toestel van zinne lijke plegtigheden daaraan verbondente een» maal onbestaanbaar. De tempeldiénst te J9~ W"!

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 387