91 men Hoofdst. II, vers i5, 16, 19, Hoofdst. III» vers 2, 5, 10 en volgende vergelijkt met liet IV Iloofdst.vers 9n V Hoofdst.vers 16 en vers n VI Iloofdst., vers 1-2—ri5. Sommige Christenen die Joden van afkomst warenwildon hendie uit andere volken tot de Christelijke Gemeente overgingennoodza ken om zich te laten besnijden. Hier uit moest dan volgen dat zij niet slechts aan de besnijdenis maar ook aan de overige instel- gen en plegtigheden van Mozes wet zich on derwerpen moesten. Er werden dan ook in de Galatischc gemeente zulke uit bet Joden dom niet oorspronkelijke Christenen gevonden die zich door de waarneming der wetten om trent het vieren van feestdagen en hoogtijden reeds naar de Joodsehe begrip, en begonnen te schikken. Daar tegen nu ijvert de Apos tel Paul us in dozen brief; doch zoo, dat hij met de uiterste omzigtigheid zorg draagt dat zij niet in het denkbeeld kwamen als of zij even zoo wel van de verpligting tot de betrachting der zedelijke grondstellingen en lee ringen der Mozaïsche wet, als van hare pleg tigheden, zinnelijke instellingen en andere voor schriften ontslagen waren. Hij handhaaft hier de zelfde leer aangaande de

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 401