100 rede, en uit de doodgaande leer des. A pos* tels "i i Men schijnt hier evenwel, onder het oog té moeien houden, gelijk elders, dat Paurüs spreekt v.in Mozes wetzoo als diein zij nen tijddoor dé overleveringen der ouden ge lijk men meende, omtuind, doch in de daad Verzwaard, verbasterd, en bedorven was. Dat bij deze denkbeelden gewoon is zamen te Voegen, wanneer bij ijvert tegen de onderwer ping der Christenen aan de besnijdenis én ove rige Joodsche instellingen blijkt duidelijk uit zijnen brief aan de PbilippensenHoofdst. Ill, Vers 5, 6. Aldaar beweert bij dat de besnij- deriis, dat is.hier, bet kenteken van cenen waremZoon van Abraham of de eclite Gods vrucht bestond in hel dienen van God in den geest en in het roemen op Cristus Jlzus zoo als dit doorhem zeiven en andere voorbeeldige Christenen, geschiedde niet in het vertrouwen op het vleeschmet andere woorden, loutere' ligcliamelijke voorregten en verrigtingenaan welk euvel' vele "Jóden mank gingen. Hoeda nig Uil dit vertrouwen waretoont bij duide lijk gan, door de hoofdzakenwaarin bij' als Jood met zijne bedoelde volksgcnootén ge-3 fysooif qo W1WW9IJ [w) Men -vergelijke Grevx bij deze pl. lijk

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 410