mi
lijk stond'en waarop hij even zoo'góed •als
zij zoude kunnen roemen, indien hij wilde, 00
te noemen. Tot deze hoofdzaken behoorde
niet slechts besneden, een. Israëliet en Wel een
JBenjaminietmaai' ook een Hebreer Uit de'
Hebreen, dat is een Hobreër hij uitstek te zijn.
Zulk een Hebrcèr nu hij uitstek wasgelijk'
PaüTjüs zijne eigene levenswijze beschrijftnfBt?
sléchtstotiber.Lspeii/k in liet stipt waarnemen der
tt*et ofbdw inzettingen van Mozes, maar volg
de ook ile- wet der Than zeen nam de wet van
Mozes waar volgens hunne 'voorschriften -én
bijvoegselen.
Zulke ijverhars voor Mozes wet waren het,'
tegen welke de Apostel gedurig het lianiAs 'móesf
aantrekken.
In zijnen brief aan de Collossépseu Iloofdst.,
II, vers 819 beeft hij ook wederom dezen
op liet oog. Hij waarschuuwt aldaar de Chris
tenen uit de Heidenen, dat zij zich niet zouden
laten verleiden door de Joodschp wijsbegeerte
of Godgeleerdheid. Want dat hij deze bedoelt
met het woord cpi^occCpM vers 8 gelijk Schleu-
sner (.v) in navolging van anderen opgemerkt,
isuit het gansche redebeleid in dit en de vol
gende versen duidelijk genoeg op te maken.—
Vol-
In zijn aangeh. L«tcou bij dit woord.