*o3
zeer vernuftig van de besnijdenis een beeld
ontleent, om aan te toonen, dat men iu het
Christendom niet werd ingelijfd door deze
plegtig'neid van de Israëlitisclte Godsdienst
maar door afstand van zonden door Jezus
bewerkt, waartoe men zich door den doop
had laten verbinden. Van bier voortsdat
hij deze geestelijke inlijving door middel van
den doop, over welke hij, vers 12, breeder
uitweidt, en de daar mede gepaard gaande
opwekking, als uit eenen dood van misdaden
door derzelver vergiffenisvoorsteltals een
gevolg van de afschaffing der Mozaïsche inzet
tingen. Deze afschaffing doet bij eigenaardig
voorkomen onder het beeld eener uilwissching
van het handschrift in inzettingen [bestaande
't welk de Joden tegen zich haddenen ecne
wegneming van het zelve uit hun midden y
door het te nagelen aan het kruis (a). Dat
hij
dDit beeld scbijnt te rvgt door DB Groot aldus opgehelderd
te wordendat hier de Mozaïsche wel als een schuld of lastbrief
Woixlt voorgesteld f dewijl de Joden zich tot derzelver opvolging
verbonden hadden, dat deze schuldbrief wordt gezegd uitgewis ht
tc zijn y gelijk door eenen schuldeisschcr geschiedtom de schuld
kwijt te schelden; en dat het denkbeeld van dien brief aan het
iruis te nagelen ontleend zij van de gewoonte, op sommige plaat
sen, en misschitn toen ook in Aziein zwang, om verouderde
wettenmet spijkers te doorboren. Zoo waren dan de Joden vol-
deze tinnebeeldige voorstelling door en met don dood van
Jïetrs