ï°4
hij loc)» met ilczcc inzettingen de Mozaïsche
reinigingsche spijswettenfeesten en( sooatgelij-
ke Ledoeltblijkt uit vers iö en 1.7. En
dat li ij tevens op de joodsche Godgeleerd
heid vap fijnen tijd waarmede do. Goddelij
ke openliaring vei'valscjtt was, Eet oog had,
wordt-nader bevestigd door vers 18 en 19,
alwaar hijnaar alle Waarschijnlijkheidzich
verzet tegen eene afgoderij kweekende Engelen
leer zoo als die, ten zijnen tijde, onder de
Joden heerschte. liet een en ander toont hij
nader te bedoelen vers 20—23 (0),
-Jssni nbkiüuolff rajb goHhiil:»!* 9b utf gievlg
Jizrsontslagen ran de verpligHng, om Mqzes instellingen waar-
teneineu eri deze instellingen als geheel verouderd algeschalt.
Boor deze afschaffing werden zij ontheven van eenen /.warén last
die hen drukte, of, om Paulus woorden te gebcidfcenKun tegen
was. Noch zij, noch lmunevaderen hadden dien last kunnen dia
gen, Zij waren er gedurig ouder bezweken en hadden zich door
overtreding dier inzettingen, eene zware schuld op den hals'ge
haald. Deze schuld was nu te gelijk met de inzettingen zelve als
vernietigd. Nu was den Jood zoo wel als den Heiden de weg ge
baand, om door ééuen heer één geloof en ééncu «loop, in eéne ge
meente vereemgd als uit eenen dood van zonden en misdaden te
worden opgewekt, en tot die zedelijke verbetering en volmaking te
geraken, waartoe den Jood zijne wet nimmer hadt kunnen opvoeren^
Vergelijk GREVEsaanmeikingcn op vs. l i 16, 18, 20,22,
Voorts kan men in de Groots aanmerkingen bij vs. 20 veel
vim'cn ter opheldering van den aard der wijsbegeerte en in -ei.tingen
bier door Paulus bedoelt. In de Joodsche Godgeleerdheid jan zij
pen. tijd,-was ook veel overgenomen, uit de Grit kschc w ij.- gieren
Waardoor een zonderling mengelmoes van Hebreeuw.sche m .Griek-
fcht wijsbegeertegewijde cn ongewijde Godsdienstleer ontstond,