"3 Hem hier inzoo wei als in liet doen diet bevelenna te volgenwas de weg ter verkrij ging van eer en hoogachting in zijne gemeente; maar schande en minachting zoude hij op zich laden, die slechts inliet minste de kracht dezer bevelen zoude ontzenuwen. Men zie Matheus V, vers 1719, (e) en vergelijke de ophelde ring dezer plaats door den Hoogleeraar Heringa gegevenin zijne verklaring der Bergrede van Jezus, BI. 4853, en de aanteekeningen van den Hoogleeraar tan der Paum op dezelve. Jezus plaatst een onafscheidelijk verband tusschen de opvolging dier bevelen van mensch- 8. lie- (e) Zou de Heer wel zoo sterk gesproken hebben, als Hij bier doet indien Hij buiten opzigt tot het Jodendom aan de Mozaïsche Wet, ter beslissing van bet geen zedelijk goed en kwaad, regt of onregt is, geen bet minste gezag bad toegekend? zoude Paulus,zijn afgezantzich dan we]bij Gemeenten uit Heidenen zoowel als Joden 'bijeenverzdirteld aldus verklaard en van die wet zulk eén gebruik gemaakt hebbenals te voren is opgemerkt en nog verder zal wor den aangetoond? Moet hij dit aldus doende niet gezegd worden öok bij beidenen zoodanig gebruik van deze wet gemaakt te hebben Zoo dra zij genoegzaam voorbereid waren voor zulk een onderwijs? Schreven Jacobus Petrus, Johannes, op wier brieven ik m ij, ter staving van dit gezag insgelijks beroepaan gemeenten juist alleen uit oorspronkelijke Joden bestaande Bevonden zich onder dezelve geene Heidenen? Met deze aanmerking vervalt, dunkt mij, de be denking: of wel, uit het gebruik van en bet beroep op de Mozaï sche wet door Jf.zus en zijne Apostelen volgedat zij aan die wet, buiten opzigt tot het Jodendomeenig gezag toekenden j óf zij di<? bij Heidenen wel zoo zonden gebruikt hebben?

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 423