«38 Gelijk Mozes heyolen had den kinderen in te scherpen de woorden, die hij gebood en wel hoofdzakelijkdat zij zouden liefhebhen den Heer hunnen God met geheel hun hart en met geheel hunne ziel en met al hunne krachtvol gens Dent. VI, 7, verg. 16, zoo vermaant PaulusEplf. VI, 4, dan ook de Christenen, om hunne kinderen op te voeden in de leering en vermaning des Ileeren. Zoo waarschuuwt Jacobus, in den geest van Mozes tegen onregtvaardige behandeling van den daghuurder. Hij zegt, in zijnen Br. V, 4 alwaar hij de rijken vermaant: Ziet de loon der werklieden die uwe landen gemaaid hebben ■welke van u verkort isroeptEn het geschrei der genedie geoogst hebbenis gekomen tot in de ooren des Heeren Sabaoth of der legerscha rendat is des Ileelals. Hij wijst hier de Chris tenen uit de Joden niet onduidelijk terug tot de wet, Deut. XXIV, i4, 15, waarop zijne woor den schijnen te zinspelen. Vergelijk Leviticus. XIX, i3. Het is één geest, die hij Jacobus en hij Mozes doorstraalt. Te zorgen dat men den daghuurder om zijn loon niet doe zuchtenen daardoor gebrek lijden, is het geen heide, schoon op verschillende wijze aanbevelen. Eer-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 448