43
verbieden te lnlwelijken en willen dat men
zich van spijzen ontlioiide, die God, geschapen
heeft lot nuttiging met dankzegging. JVant
alle schepsel Goils zegt hij vers 4, is goecl, en
daar is niets verwerpelijk met dankzegging ge
nomen zijnde. Hij schijnt te doelen op het
geen Mozes, in zijn scheppings-verhaalmeldt
van de spijzewelke God den mensch tot ge
bruik aanwees, Gen. I, 29 en IX3, en op
het geen hij Iloofdst. I, 3i zegt: en God zag
al wat lij gemaakt had en ziet het was zeer
goed.
Paulus en Petrus vermanen de vrouwen lot
onderdanigheid aan hare mannen pen de laat
ste stelt haarals een voorbeeld van behoorlij
ke onderdanigheid dat van Sara voor q
Ook
p) Men zie l Cor. XI3 78c)alwaar Paulus doelt op
het verhaal van Mozes, Gen. II, 2c23, in verhand gehragt met
Gen. 1, 26, 27; Y, 1. Vergelijk 1 Tim. II, ni4alwaar hij
op hetzelfde verhaaldoch tevens op dat van de verleiding van den
man door de vrouwGen. III, 6 en volgende, terug ziet. Men zie
voorts Eph. Y, 2224, 33 bColos. III, 18, Tit. II, 5. 1 Pet.
III1—6.
(<7) Stalen der door Petrus, ter aangehaalde plaat ze bedoelde
onderdanigheid van Sara meent II. de Groot te regtgenoeg te
kunnen opsporen uit Gen. XII, 5; XVIII, 6; XX, 3, en elders.
Ecu voorbeeld der benaming van Heer door Sara omtrent Abraham
gebezigd vindt men Gen. XVIII 12. Verwonderlijk schoon
teekent Mozes met ccn enkel woord de karakters der persgnen 3
welke kjj sprekende invoert!