'46 wetbovenal op de reiniging van deze bron der ondeugd aan. Van hier dat Jezus volgens Math. XV, 7,8 en 11, 16 20, met terugwijzing op de leer van Jezus aantoonde dat niets den mensch zedelijk verontreinigd dan het geen uit het hart uit gaat verg. Math. VII, 6, \5, 16, 1823. Van hier dat Ilijvolgens Math: VII ,18, het hart vergelijkt met eenen boomdie naar male hy goed of lcwaad is, ook goede en kwade vruch ten voortbrengt. Van hier de zaligsprekingen des Heilands, Math. V, 312, waarmede Hij op het hart zocht te werken en hetzelve te reinigen van booze neigingen en met edele hoedanigheden te .bezielen (v) om nu van andere plaatsen te vo ren reeds aangehaald als Pom. VII ,7-2 Cor. VII1 en dergelijkeniet te gewagen. DER- 1 (u) Zie de breede opheldering van Math. XV, i—10, boven in hel He Hooldst. dezer Afd. alwaar van deze plaats, met een an der doel, is g«wag gemaakt. Meu'houde wel onder het oog, dat in deze zaligsprekingen gedurige zinspelingen zijn op gezegdeas der oude Profeten die met don geest der Mozaische Wet doordrongen waren s of op derzelver gedrag wordt gedoeld. Men vergelijke hier wederom Heiukga's Ver» klaring der Bergrede van Jezus, en de plaatsen aldaar bijgebragt, Jes. LX VI2. Ps, XXXVII 11 18 j verg, 910 20 22 28, 29, Ps. XXIV, i j LXXIH, 1, waarbij nog zon kunnen gevoegJ worden Ps. XL! ,24, bcnevenft andere.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 456