DERDE DEEL*
bepaling der grenzen, binnen welke het
bedoelde gezag der mozjische wétten
in bene christelijke maatschappij
moet geacht worden beperkt te
zijn.
IVa dat wij, in liet Eerste Deel dezer Verhan
deling, de Goddelijke wetten door Mozes aan
het Israëlitische volk gegeven, zelve in betrek
king tol hare bijzondere bedoeling en verschil
lenden aart, van nabij hebben gadegeslagen en
vervolgens inliet tweede gedeelte, de uitspraak
van Jkzus en zijne Apostelen aangaande bet
gezag dier wetten inliet Christendom vernomen,
en op het zedelijk gebruik door lien van de
zelve gemaakt, gelet hebben, kunnen wij nu
gevoegelijk het besluit opmaken ter bepaling
van hel gezagter beslissing van het geen zede
lijk goed en kwaad regt en onregt is, in eene
maatschappij van Christenen, hetwelk aan deze
wetten toekomt.
Dat zoodanig zedelijk gezag, in het Christen,
dom, aan dezelve moet worden toegekend, is eene
vooronderstelling, welke duidelijk in de vraag
des ZeëJtiwschen Gcnoolscliaps ligt opgesloten
dit woidt zoo uitdrukkelijk, gelijk wij zagen,
door