i53) ander volk, minder tot stil zitten geneigd, ge vangenis hiertoe voldoende zou zijn. Zoo zijn er ook die uit de bijzondere zeden des volks de bij ben heerschende misdaden en derzelver drijf- vederen en uit hunne landziekten haren oor- sprong ontlecnendoch bij welk ik nu niet lan ger stilsta (te). Het gezegde dient overvloedig om den op lettenden te overtuigen dat men niet zonder de grootste ongerijmdheidvele Mozaische wet ten zoude kunnen invoeren in andere en wel vooral in onze hedendaagsche Christelijke maatschappijen, wier toestand zoo onbereken baar veel verschilt van dien des ouden volks, aan het welk Mozfis zijne wetten gaf. Hieruit volgt tevens de noodzakelijkheid eener behoed zame en juiste bepaling van het eigenlijk gezag dat volgens de Apostolische leer, en den aard der zaken, ter beslissing van bet geen zedelijk goed en kwaad, regt en onregt is in eene Christelijke maatschappijaan deze wetten moet worden toegekend. Dat dit gezag zeer verschillend moet zijnnaar gelang der verschillen soorten svan wetten, die in Men vergelijke J. D. Mjchaölis. Mos. Rechth Th. Einl, 6 8 en het boven verhandelde1, D. II. Afd. II. en J1I. Hoofdit*

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 463