2
liet door een aantal voorbeelden bevestigd. Niet
minder intusscben verdient het in aanmerking te
worden genomen of er genoegzame gronden be
staan op welke wij ons kunnen overtuigd hou
dendat ook nog in bet volgend leven de We
tenschappen welke wij bier aanleerenons de
gewigtigste diensten zullen kunnen bewijzen en
of wij met reden kunnen verwachtendat de kun
digheden, welke wij ons hier, bij de beoefening
der Wetenschappen, eigen maakten, ook dan
nog ons zullen te stade komen. Bestaan er toch
genoegzame gronden voor die overtuiging en
verwachtingdan moet dit ons buiten twijfel
nog meer tot het verkrijgen van nutte kennis
en wetenschap aansporen, dan al het voordeel,
hetwelk wij ons voor dit leven kunnen beloven
van onze pogingenen tot uitbreiding van den
kring onzer kundigheden.
Waardig den verlichten ijver voor den bloei
en de bevordering der Wetenschappen, door
welken het loflélijk Zceuwsch Genootschap reeds
zoo vele jaren beeft uitgemunt, is dus ook ge
wis deszelfs poging tot het aankweeken dier
overtuiging en het verlevendigen dier verwach
ting door het uitschrijven vaneene prijsvraag,
(6) welke uitnoodigt tot het onderzoek: of er
grond
(J?) Deze prijsvraag wierd reeds in ï8j6 uitgeschreven. Op de-
zel-