*8i
heiligheid in hun zedelijk gedrag, den Christe
nen voorhield en aldus op hen tocpastte AU
gehoorzame kinderen wordt niet gelijkvormig
der hegeerlijkheden die te voren in uwe onwe—
tenheid waren maar gelijk Hijdie u geroepen
heeftheilig iszoo wordt ook gij zelve heilig
in cd uwen wandeldaarom dat er geschreven
is: zijt heilig, want Ik ben heilig ddVan hier
dat ook Pauxus en Johannes zoo zeer aan
drongen op die zelfde navolging der heerlijke
deugden des heinelschen Vaders inzonderheid
Van zijne liefde (<?e). Vanhier dat Jezus zelf
zijne zedelcer op dit grondbeginsel door Mozes
reeds gelegd bouwde, en zich in zijne bergrede
aldus hooren lietWees clan gijlieden volmaakt
gelijk uw Kader, die in de hemelen isvol
maakt is. En waartoe door de Christelijke
leer, de navolging des Zaligmakers zeiven als
het beeld des onzienlijken Gods aanbevolen, zoo
bet niet zijom bet uitstekendst voorbeeld van
menschel ij ke deugd te verschaffenwaar door
het voorbeeld des heinelschen Vaders zalven ia
al deszelfs heerlijkheid, helderder dan ooil, als
voor het oog der menschen wordt ten toon ge
spreid
dd) i Br. 1 H. v. i416 verg. H. XI, 9.
ce) Kpli- V, 1 3; verg. IV, a324; Cel, III f
l Joh. Ii7 IV 7-r~l2.