*84 J
verlangen om ons liet begeerde genot te ver
schaffen. Wij gevoelen dus van welk aanbe
lang de behoorlijke regeling en intooming onzer
begeerten zijn. Wij beselfen dat deze wet, of
schoon zij bijzonder de hartstogtelijke begeerte
naar het geen onzen medemensch toekomt ver
biedt op den boven genoemden veel omvat-
tenden grondregel rust: dat men alle opkomen
de begeerte naar al wat ongeoorloofd is moet
tegengaan en het voeden van zoodanige be
geerte reeds misdadig is. En het is dit grond
beginsel van alle ware deugd dat ook door
Jezus en zijne Apostelengelijk te voren is aan
getoond, ten grondslag van hunne zedeleer is
gelegd. Dat aan de Mozaïsche wet de eer toe
komt van door de aanwijzing van deze bron der
ondeugd, een helder licht te verspreiden voor
den zinnelijken mensch, die maar al te dikwijls
vergeet op de beginselen zijner daden te let
ten en zijn hart gadeteslaan deed Pautïus op
merken door deze zijne betuiging dat hij nist
zoude geweten hebbendat de begeerlijkheid
zonde wareindien de wet niet zaide: gij zult
niet beg eer en {ff).
Deze wet is van dien aard, dat slechts de
eenige Wetgever, wiens gebied alleen zich tot
der
(JT) SioJ, XX. 271 D.»e V, 18 Rim, VII,7.