*89
lielderstte daglieht te stellen. Van hier, dae wij
uit deze wetten de schoonste inlichting beto
men tnnnen omtrent de zedelijte vereering des
Opperwezens, welte alle volten betaamt, zoo
als die door God zelve is hetend gemaakt. Van
hier, dat wij uit deze wetten veel onderligt kun-
nen opzamelen het welk ter opheldering van
maatschappelijte deugdenregten en pligtenzoo
als die uit den Goddelijkcn wil voortvloeijen
bij uitnemendheid dienen tan in eene maat
schappij van Christenen. Daar en boven eene
Christelijke maatschappij is wel door geene
soortgelijke staatsregeling, als die oude Israëli
tische wasbestemd om een bijzonder volk
van God te zijn. Maar op haar rust toch ook
de verpligting, om den God, die zich aan Israel
zoo luisterrijk openbaarde en het heil der we
reld uit dit volk deed voortspruiten als den
eenigen Heer van hemel en aarde, denweldoe
ner des menschelijken geslachts, met wien zij,
door de zegeningen des Christendoms in eene
geheel bijzondere en wel de teederste betrek
king geraakt iseene daarmede overeenkomsti
ge dankbaarheid en zedelijke vereering te bc-
toonen. Hier is niet tegenstaande al hel ver
schil van tijden, omstandigheden, godsdienstige
?n burgerlijke kjrigiingcn aan de eene zijde
nog-