*95
ke Godsdienst en zedeleer. Dit zal ons niet be
vreemden wanneer wij op de oogscliijnelijke
zedelijke Jecringcn in deze instellingen vervat
naauwkeurig acht geven. Dcrzelver zedelijk
doel wordt somtijds uitdrukkelijk aangewe
zen maar al geschiedt dat niet, hetzelve straalt
in de wijzewaarop deze instellingen met de
Godsdienst verbonden wordenzoo duidelijk
dooren zulk eene zinnebeeldige beduidenis is
zoo zeer in den geest der oude tijden en vooral
der Oosterlingendat men dezelve niet voorbij
zien mag. Dit is meermalen en onder anderen
door Muntinghe in zijne Geschiedenis der
menschheid voortreffelijk betoogd. Mijn oog
merk laat niet toe, in dit onderwerp diep in
te treden. Dit weinige meen ik echter, ter
opheldering van het zedelijk doel dezer instel
lingen, te moeten aanvoeren. De Hemelsche
wetgever had gezorgd, dat de verecrenswaardi-
ge Oppermajesteit van Hem, der Israëliten bc-
scherm-God, 's werelds Schepper en Opperheer,
door de oprigting van eene prachtige konink
lijke tent aan Hem gewijden de instelling
van den Levitischen tempeldienstals op een
luisterijk schouwtooneel, gedurig voor de oo-
gen zijner onderdanen werd ten loon gespreid.
Ai-