ao3 dit verlof heeft Mozes de hardheid des harte der Israëliten van zijnen tijd in acht genomen. Uit dit oogpunt beschouwde Jezus deze wet {cl). Zij is zoo mgcrigtdat zij uit een oud gebruik schijnt voor te vloeijen en ten oog merk te hebben, om hetzelve, zoo min als mogelijk wasschadelijk te doen zijn. Zij schijnt daaren boven in het naauwste verband te staan met de veelwijverij. Om alle deze redenen, is zij, bij zoo veel verschil van tijdenzeden en ge woonten, gelijk klaar blijkt, op geene Christen maatschappij toepasselijk. Jezus veroorlooft den man niet van zijne vrouw te scheiden dan om de allergewigtigste j-edenen bijvoorbeeld, om hoererijwelke Hij uitdrukkelijk opnoemt. Integendeel is de grondregeldie Mozes aan voert in zijn eerste BoekHoofdstuk II vers 24. Daarom zal een man zijn vader en moeder ver laten en zijne vrouw aankleven en zij zullen tot een vleesch zijnregstreeks op het Christendom, toepasselijken wordt ookgelijk wij te voren zagenin de Christelijke zedelcer overgeno men. Des niet tegenstaande heeft de bedoelde Mozaïsche wet rakende de echtscheiding, eene zijdelingsche strekking, om ons te overtuigen dat d) Ma tb. XIX39. Marc. X 3— ^12, l$tn vergelijke het gezegde hieromtrent in het 2e Deelae Afd. te Üoofcbt*

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 513