8 den over liet bijblijvend nut van de kennis van God en zijne dienst in een volgend leven be hoeft men zich naar bet doel van liet Genoot schap, in te laten met bewijzen voor dc zeker heid onzer verwachting van een volgend leven en deszelfs zaligheid. De prijsvraag veronder stelt het als bewezen, dat er, ook nog aan gene zijde des grafs, leven en zaligheid voor ons te hopen is. Eindelij lschoon de prijsvraag, natuurlijk, niet vaststelt, welk eene slotsomme het onder zoek, hetwelk zij verlangt, moet opleveren, schijnt het echter, dat men, bij de opgaaf dei- prijsstof meer op eene voor de Wetenschappen gunstige, dan ongustige slotsomme heeft gere kend; daar het tweede deel der vraag alleen eene verdere nasporing verlangt ingevalle het eerste niet ontkennend beantwoord wordt. Meer voorloopige aanmerkingen schijnen mij niet noodig ter ontwikkeling en bepaling van den zin der voorgestelde prijsstof, welker be handeling zich van zelfs verdeelt in twee hoofd- deelenimmers indiengelijk het Genoot schap schijnt te verwachtenop het eerste gedeelte der vraag een stellig en toestemmend antwoord volgt. Het eerste, namelijk, moet bevatten een onderzoek: of er grond is, om te gelooven, dat de in dit leven beoefende

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 52