*7 het genot van de zaligheid des toekomstigen te vens ons steeds zeilen blijven herinneren ons aardsche leven en deszelfs bezigheden. Hoe groot ook liet geluk moge zijn, hetwelke wij een maal genietende herinnering zal nooit kun nen worden verdrongen door de nieuwe werk- -zaamlieden en genietingenwelke ons zoo ge lukkig zullen makende nieuwe voorwerpen welke ons zidlen omringen, de nieuwe betrek kingen, welke wij zullen aanknoopen, het ge zelschap, in hetwelk wij ons bevinden en de vooruitzigten op steeds toenemende zaligheid welke ons bestendig züllen verblijden. Want welk en hoe groot een geluk wij ons mogen voorstellenhet zoude voor ons, die wij nu le ven, geene waarde kunnen hebbenzoodra wij tusschen- hetzelve en onze tegenwoordige rede lijke en zedelijke ontwikkeling alle vérband zagen ophoudendoor het verlies Van het ge*- rvoel, dat wij. dezelfde waren en bleven en van -de bewustheid, dat én hoe wij op deze aarde leefden-.- Geen twijfel kan er dus zijn, of wij zullen é'r ook in den Hemel aart blijven denken, hoe ons verstand zich hier heeft ontwikkeld^ hoe wij daar door van trap tot trap in kundig heden zijn toegenomenen welk eenen invloed dw Wetenschappen en de kennisdoor derzel- vër beoéfening verkregen j hebben gehad op dè 3. vor->

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 61