r*s
doren hebben alle werkzaamhedenuitspanningen
en genietingenwelkeminder edel van aard
alsdan onze Lelangstelling niet zullen kunnen
opwekkenmaar met dezelfde onverschilligheid
en minachting door ons zullen worden beschouwd
met welke wij als mannen op het speelgoed en
de dwaasheden der kinderen neerzien. Doch hoe
zoude liet ons immer waarschijnlijk kunnen voor
komen dat hetgeen hier, met aller toestemming
en op goede gronden wordt aangemerkt als bc-
hoorende tot onze edelste en w aardigste bezighe
iden in eenen toekomstigen staat van geluk ge
heel zoude ophouden belangrijk te zijn en mede
te werken om ons te veredelen cn gelukkig te
maken? Het is waar, de wetenschappelijke
oefeningen van de eerste jaren onzer jeugd be
hoorden in die jaren ook wat werkzaamheden
en genot betreft, lot de edelste bezighedenmet
jyelke wij ons konden onledig houdenen toch
kunnen die, in onzen mannelijken leeftijd en na
bet maken van aanzienlijke vorderingen in ken
nis en wetenschap niet meer voor ons geschikt
geacht worden. Even zoo zoude men kunnen
meenendat wij ook in den loekemstigen geluk
staat de tegenwoordige beoefening der weten
schappen hoe ,edel ook thans door ons te ach
ten en dedoor dezelveaangeleerde kundighe
den, als het ware geheel zouden kunnen ontwas
sen