27 sen fiiii. Doch hoe zeer hét ons, als geoe fende manneneven min zoude passenals heft ons nuttig zöude zijn én tot bevordering van ons geluk dienen, dat wij ons, als kinderen, bleveft bezig houden met het leeren noemen en uitspre ken van letteren, spellen en lezen van woorden» en wat diergelijke zaken meer zijn, die de be ginselen van alle wetenschappelijk onderwijs uitmakendie beginselen zijn en blijven echter de grondslagenop welke wij alle verdere ken nis, hoe uitgebreid ook, moeten bouwen. Het geen wij van dezelve hebben aangeleerd moet óns bij voortduring bijblijven, om ons in staatté stellen tot bet maken van vorderingen in bét gebied der wetenschappendoor welke wij ons zeiven kundiger en gelukkiger kunnen mak eb. önze kinderoefenirigen zelve, en de voorwer pen, met welke wij ons door dezelve bekend maakten, kunnen, zelfs dooi- mannén, uit vee- lerleibelangrijke oogpuntén worden beschouwd, zoo dat zij aan de kundigsl'e zelve waardige stóf tot nadenken en onderzoek opleveren. En even zoo hebben wij het hoogstwaarséhijnlijk té ach ten dat dé wetenschappen, aan welke wij Kiè'r Onze edelste krachten liébbén gewijdde kundig heden, welke oris hier de zuiverste genoegens hèbberi opgeleverd, boe zeer dan óók tot dét gelukstaat des Hemels staande in d'èzélfifc Ver- -'■ll hou-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 71