4° van de Apostelen van onzen Heer, hunne aan beveling niet waardig, en wij behoeven er ons dan ook niet over te verwonderen, dat zij die in hunne schriften niet aanprijzen als bevor derlijk aan het genot van de zaligheid des He mels. Te minderdaar zij zelve ook geene weten schappelijke opvoeding hadden genotenof voorzien waren van die kundigheden welke zij in hunnen tijd door dezelve hadden kunnen ver krijgen. Waarom de stichter van den Chris- telijken Godsdienst zich van zidke mensclien heeft bediendom de voortplanters en verbrei- ders van zijne weldadige leer te zijn, behoeft hier niet breedvoerig te worden aangewezen. Van ouds heeft men hieruit aanleiding genomen om het Christendom te smaden en bedenkingen tegen deszelfs Goddel ijk en oorsprong en God delijke waarde te maken (p). Doch van ouds heeft men ook reeds dezen smaad weggenomen, en deze bedenkingen wederlegd op de allervol- doendste wijze en door velerlei redenen aange toond, dat het een bewijs is van de gadelooze ■wijs- (p) Luciamui ncmt hen smadelijk de mor- te Peregreniopcrc. Tom. 2 p. 764 ex edit, J. Benbdicti. Celsus ayzoiY.clcftot TtfiV C&V§{j)'XUV apnd Origenem con- fra Celsum p. i45 ex edit. Spekcei». "Vergelijk verder Ahkobius qdvers, gent es p, i5 a 45 Ltigd. Bat. i65i. En Minutius Fblix p. 76 77. ex edit, Gronoviï et ibfd. notas.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 84