(44)
overvloede, dat, naar de leer der Heilige Schrift,
de toekomstige gelukzaligheid niet in ligcha-
inelijke maar in geestelijke bezigheden en ge
nietingen zal bestaan. In den Hemel toch zal
men niet trouwen, often huwelijk uilgeven,
maar men zal er zijn gelijk de Engelen Gods (e):
buik en spijze zullen er beide zijn te niet ge
daan Onze ziel zal er bij aanvang deelge
noot zijn van het toegezegde heil, en als zij
eenmaal weder zal worden bekleed met een
ligchaamzal het een geestelijkonsterfelijk
en onverderfelijk ligchaam zijn (x). God zal er
door de gelukzaligen worden gekend en zijn wil
zal er, op de volmaaktste wijze, worden be
tracht Onze goede werken en derzei ver be-
looning zullen ons in den Hemel volgen En
wanneer de Bijbel met weinige woorden degan-
sche Hemelsche gelukzaligheid wil beschrijven
zoo ver wij er ons eenig denkbeeld van kunnen
vormen biet hetzijdie nu kinderen Gods
zijn, zullen Hem eenmaal gelijk wezen
Zeer mogelijk nu hebben wij liet niet alleen
maar zelfs zeer waarschijnlijk te achtendat in
zulk eenen gelukstaat de schatten, welke wij op
deze
(0) Malth. XXIISo.
(>*f) i Corinth. VI, 15.
i Corinth. XV.
(ij) i Corinth. XIII 12. Matth. VI ,s 10.
(z) Oprnb. XIV, 10»
(a) 1 Joan, III 2t