03 santeekenlng aangemerkt. Ontwijfelbaar blijkt dit echter uit M axi m i l i a a n's „uitgifte van Breskensant om tzelve te bedijkken tot koornlanden" (gegeven ten jare 1480, en te vinden, gedeeltelijk bij Kluit, II. p. 1078, geheel bij L. van Oostdorp, het regt van de Hee- ren Staten van Zeeland op de Hoofdplaatbl. 39, 40), waarin die polder gezegd wordt te zijn „gheleghe ende hem streckende, binnen den lande ende limieten des Graafschaps van Vlaanderenop de wilde zee ende op V gadt ende poort van der zee, geheeten dit IVielinghe tusschen denzelven lande van Vlaenderenende dat Eij- landt van Walcheren in Zeeland Dat deze reuzenstroom geen gewrocht is geweest van de overstrooming van 1377, maar reeds langen tijd te voren als een aanzienlijk vaarwater bekend stond, zal in de 53ste aanteekening nader blijken. (40). De Schenge stroomde oorspronkelijk langs de West en Noordkusten der breede wateringen deelde haren naam mede aan den burg welke op den N. W. hoek van deze was opgetrokkengelijk het Slot Ostende den N. O. hoek dekte. Na dat Heinkenszand door de bedijking der N. en Z. Zakpotders aan het oostelijke land was vastge hecht bleef de naam alleen aan de noordzijde aanwezig. De Zwake liep van het O. naar het W.beginnende ten Zuiden der Voorterpen bij welke later eerst 's Gravenpolder opkwamen schietende verder ten N. van Hoedekens- kerkeBaarland, Coudorpe en Rorsselebewesten Vijfzode voort, tot dat zij zich daar, waar thans de in 1753 aan Borssele bedijkte Koningspolder ligt, met de Vlakèe en Sloe vereenigde. De JJersekewelke eene N. en Z. rigting had werd ten W. van Kruiningen gevonden waar zij, van Hansweerd af, door den later zoogenoemden Zanddijk beperkt werd. Hoo- ger op scheidde zij Tholseiude, zoo dat van deze heerlijk heid II02 Gem. 39 Roed. tot de Westwatering, en 452 G. 93 'k. tot de Oostwatering behoorden. Bij den JJerseken- dam vereenigde zij zich met de ScheldeDe Kruining- sche v(iet is een overblijfsel van de geuldoor welke zij zich m«t de Hinkelinge verbond. De

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1836 | | pagina 101