De Hinkelinge zelve liep van liet O. naar liet W.van haar is de Krabbendijksche vliet herkomstig. Beginnende bij den Aggerschoot zij benoorden BathRilland, de MarenValkenisse en {Vaarden voorttot dat zij zich ten O. van Kruiningen waar nu de Oostinke/e of Vrouwepolder gevonden wordtin de Honte stortte. Gezegde plaatsen komen grootendeelsreeds in de Xlde en Xlb'e eeuwen als bijzondere heerlijkheden voor, en behoorden dus tot de oudste gronden en aanzienlijkste dorpen. Van het dijkgraafschap tusschen de Honte en Hinkelinge vindt men het eerste blijk op het eind der XlIIde eeuw (Kluit I. a. 143). Raes van Liedekerke verkocht zijne goe deren aldaar in 1312 aan Graaf Willem van Holland (Mieris, II. 128), die er sedert dan ook Dijkgraven aanstelde. Men heeft nog een paar van die benoemingen bij Mieris, die van Klaas StoRiiswr van den Waerde in 1323 (II. 312), en die van Jan van Stapel in 1424 (IV. 768). Afgezonderd van de ove rige bleef hettot dat het in het midden der XVIde eeuw overstroomd werd (vg. Er me rins, Zuidb. bi. 198). liet werd ten O. en W. gedekt door kasteelen en deze castra apud Hinglen et JVarden hadden reeds in de XIII de eeuw naam. (41). De onderscheiding in beoosten en bewesten IJerseke telt meer dan vijf eeuwenen komt reeds voor bij M. Stoke (B. VII. vs. 729). Het oostelijke gedeelte werd nog eens door de Vernoutsée gescheidenbekend door het gevecht tusschen de benden van Vrouwe Aleid en Graaf Otto van Gelder. Omtrent de plaats waar deze stroom gevonden werd zijn verschillende gevoelens. Alting (JVot. Germ. inf. P. II. p. 188) verstaat er het eiland Voorne door, doch ten onregte want zoo als Wage naar V.II. D. III. bl. 8) heeft opgemerkt, de strijdende partijen bevonden zich in Zuidbeveland. Ermerins, die dit toestemt, zocht hetn echter niet waar Wagenaar denzelven plaatstebij Lodijke en Duvenée maar bij het Slot Voorhout onder Kruiningen ZuidbI. p. 18). Men moet zich hier over verwonderen te meer daar de opmerkin gen van W a g e n a a r den zaakkundigcn man op den weg had-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1836 | | pagina 102