120 Zeestrand, bl. 132 vv. en de Verh. van J. Lulofs, over het rijzen der zee en het zinken der landen aan de Neder/. Kusten in de Verh. der Holl. Maatsch. van Wetens, te Haarlem, D. I. bl. 56 verv. Verg. ook Arends, Gesch. der Noordzee Kusten, I. 17, met de aant. van Wes- terh.off, II. 336. (66). De verwoestingenwelke de watervloeden hier in vorige eeuwen hebben aangerigtwaren al zeer ontzettende. De volgende schets der hevigsten moge hiervan ten blijke strekken. Behalve de vloeden waarvan wij in den tekst hier en bl. io gewaagd hebben, is een der eersten waarvan wij, in betrekking tot Zeeland, bijzonder gewag gemaakt vinden, die van het jaar 1181 bij welken het westelijk ge deelte van Zeeuwsch Vlaanderen zoo geteisterd werd dat de Vlamingen de hulp der Zeeuwen moesten inroepen ter beversching van het land hetwelk tot boven Brugge was ondergeloopen. En het was dan ook grootendeels aan de bekwaamheid van dezen te danken, dat veel er van behou den bleef. Jou. ii Lei dis 'ChronBelg. Lib. XVIII. p. 164) verhaalt, dat Graaf Philip pos hun alle gron- den van Damme tot Hat denburg schonk. (Douza, Jattrb. B. VI. bl. 263) dat zij de zee uitdreven tot daar Sluis thans ligt; en Revgersberch, dat zij er Oostburg en meer andereplaatsen herwonnen QChron. v. Zeeland, D. II. bl. 42, vg. II. de Groot, Paral, rerum publ. cap. 23.) In den winter van 1287 op 1288 hadden twee ont zettende vloeden plaatswelke alle zeekusten havenden. Melis Stoke, die toen juist zijne kronijk schreef, en verondersteld mag worden het wel geweten te hebben zegt (B. IV. vs. 521 D. II. bl. 221), dat gansch Zee land, met uitzondering alleen van Walcheren en Wolfaarts- dijk bedolven werd. Drcischor was geheel uiteen ge scheurd cn kon zelfseven als onderscheidene deelen van Zuid- en Noordbevelandniet terstond geheel herwonnen worden (Reygersberch, D. II. bl. 92.) Sommigen begrooten het getal der verdronkenen op 15000. Verwoestende waren ook de vloeden van den 25 Novem ber 1304, en den 23 November 1334; doch vooral op den 16 November 1377 ''ragt een hevige orkaan wederom dood en

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1836 | | pagina 128