S23 van de ganzenpoort werd weggeslagende west- of bree- de watering voor een goed gedeelte ondergezeten men niet, dan met inspanning van alle krachten, der verwoes tingen perk kon stellen. Tusschen de Honte en Hinkeliuge liep alles geheel onder en kon men de breuken even als elders eerst in den volgenden zomer sluiten. Dan vooral bood de Oostwatering een tooneel van ellende aan. Nage noeg tenzelfden tijde werden ddar de sluis bij Kreeckc en de dijk bij Lodijke weggeslagenen stroomde dus het wa ter van twee kanten binnen: schuren, meestoven huizen en buitenverblijven werden om geworpen granen meebalen huisraad en vee zag men mede gevoerd door den vloed en duizende menschen worstelden met wanhopige inspan ning tegen den bijna onvermijdelijken dood. Sommige dorpen werden door den vreesselijk snellen was des waters zóó verrastdat genoegzaam geene van derzelver bewoners gelegenheid tot redding hadden en allen bijna gelijktijdig in het zelfde graf verzwolgen werden. De gestorvenen wa ren echter gelukkig, in vergelijking met hen die den dood ontkomen warenwant dezer leven werd een langzaam sterven. Toen de vloed was afgeloopen en de grond weder boven kwam, zag men aan alle kanten den bodem met uitgestrekte bouwvallen bedekt. Duizende verdronkene beesten en honderde menschen lagen daar tusschenen dui zenden dwaalden rond die alles hadden verloren. Trou wens honderde Zeeuwen, die voorheen rijk waren ge weest, zagen zich thans tot den bedelstaf gebragt; die voorheen geven konden moesten thans eene bete broods vragen Honderde aanzienlijken die voorheen een aantal dienstboden hielden moesten thans bij anderen dienstbaar worden. Ja van daar was hetdat de ridderlijke geslach ten VAN DEN BrOECKE, VAN DE Kr e E C k e van D u v e n i. e en m. a.uit de reijen der adelijken zijn uitgevallenen dat hunne nakomelingen in den stand der burgeren en landlieden worden aangetroffen. Dit getuigt van Reygersberch, hun tijd- en lotgenoot. Kei zerlijke van geld voorziene Commissarissen werden uitgezon den om zoo veel mogelijk ook de Oostwatering te her stellen. Dochzoo als dat meermalen gaatde eensge zindheid was niet in het gevolg dezer Heeren. Ieder wilde dat

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1836 | | pagina 131