120
wy verstaen hebben, dat ghy den ouden dyck van Gru-
tersoirt zeer vergangen laet ende niet en doet herden
ende dycken als bij onsen Raide overdragen was des
ons in geenre wys van u en staet te lydeti noch oic
gehenge en willenwaarom wy u ontbieden ende beve-
len met sonderlinge ernste op u lylf ende goetdat ghy
den voirsz. dyck van Grutersoirt also doet houden ende
bedyken enz." {aid. bl. 727). Men kende dus het
kwaad welmaar tastte het niet in den wortel aan zoo
dat nog ten jare 1515 ter blijder inkomst van den
Landvorstde Staten van Zeeland genoodzaakt waren hier
over hunne klachten in te brengen noemende de verpach
ting der dijkgraafschappen de destructie van den lande.
Niet mindpr gegrond is het andere punt, de verdeeld
heid der ingezetenen onderling, zoekende een iegelijk den
last op eenen anderen te schuiven en uit het oog 'verlie
zende dat men slechts dén belang bezat. Volgens de ge
woonten van dien tijd had elk stuk lands een aangewezen
eind dijks te onderhouden, zoo als dit nog bij vele dijken
langs de rivieren het geval ismaar niet alle eigenaren
waren even gewillig en vermogende om dit naar behooren te
doen. Werden eenige ambachten aan elkander verbonden
zoo bleven de voorliggenden doorgaans met het onderhoud
der zeedijken belasten konden zelfs in geval van zwa-
ren noodniet dan met moeite, en soms eerst na lang
durige pleitgedingenvan de achterliggenden eenigen onder
stand verwerven. Van hier ook de zoogenoemde Kijfdijken
welke naam aan zoodanigen gegeven werd welken niemand
aanvaarden wilde en bij welke twisten de landvorsten al mede
meermalen tusschen beiden moesten komen. Hebben wij
bij het vorige punt ons bij Walcheren en Noordbeveland be
paald bij dit willen wij de bewijzen uit de andere eilanden
ontleenen.
Zuidbeveland was in 1421 aan de oostzijde bij Broecke
zóó geteisterd, dat de Hertog zelf, met goedvinden zijner
Radenorder moest stellen op het digten der dijkbreuken
(Mieris, IV. bl. 613 verv.). Maar noch het verwij
den en verdiepen van sommige stroomennoch zelfs het
vreessclijke lot van den Hollandschen Waardscheen genoeg
zaam om de ingezetenen tot eensgezindheid te bewegen;
zoa